Categoriearchief: 20 jaar Cvites

De levenslessen van schooldirecteur Ad-Jan: ‘Leren is durven falen’

Sanne Hoving

Als Ad-Jan van Larsdonk zichzelf voorstelt, vertelt hij eerst over zijn kinderen, dan over de plek waar hij woont (midden in het bos) en dan pas over zijn werk. Het maakt meteen duidelijk: wie hij is, is voor Ad-Jan belangrijker dan wat hij doet. En juist dat bepaalt hoe hij kijkt naar zijn werk als schooldirecteur. Als leidinggevende wil hij iedereen de ruimte geven om te zijn wie ze zijn, óók als dat betekent dat je soms zorgen van thuis meeneemt naar het werk.

Zijn hele werkende leven heeft Ad-Jan in het onderwijs gewerkt. Op zijn 29e was hij voor het eerst schooldirecteur. Zijn pad is er één met hobbels en bobbels. Niet alleen op werkgebied, maar ook privé. ‘Ik heb er tot mijn vijftigste over gedaan om te ontdekken wie ik was’, vertelt hij. En nu mag iedereen het weten: in alle openhartigheid deelt hij zijn pieken én dalen.

De bodem van de put

Tien jaar geleden had Ad-Jan alles voor elkaar. Samen met zijn vrouw, die hij kende van de pabo, had hij een groot huis, een zoon, een dochter en een hond. En toch begon er geleidelijk iets te knagen, een gemis, een zoektocht naar betekenis. Er volgde een burn-out, een scheiding, verlies van een baan, een nieuwe relatie die ook weer stukliep.

Op het dieptepunt, in 2019, woonde hij weer tijdelijk bij zijn moeder, elf hoog op een flat in Emmen. Dit dieptepunt had hij nodig om weer vooruit te kunnen. ‘Juist door de bodem van de put bereikt te hebben kon ik weer omhoog’, blikt Ad-Jan terug. ‘In het verleden deed ik gewoon wat ik deed en was ik me er niet eens van bewust dat ik vertrouwen nodig had. Nu heb ik bewust vertrouwen in mezelf. “Wie ben ik?” is de moeilijkste vraag die je kunt stellen, en daar heb ik eindelijk een antwoord op.’

Hij is bewust open over die moeilijke periode. Ook zijn kinderen hebben zijn zoektocht en worsteling van dichtbij meegemaakt. Het raakt hem dat ze zijn verdriet hebben moeten zien, maar hij hoopt ook dat ze geleerd hebben van zijn kwetsbaarheid. Ad-Jan: ‘Mijn vader zei altijd: doe het maar zoals ik het zeg, dan komt het goed. Ik hoop dat mijn eigen kinderen zien dat fouten maken erbij hoort.’

Dit ben ik, dit kan ik, take it or leave it

Als iemand die wars is van het klakkeloos volgen van systemen en vaste procedures heeft Ad-Jan ook op zijn werk de nodige moeilijkheden gekend. Dat begon al op de pabo, waar hij alles nét even anders deed dan werd voorgeschreven. Het bereikte een climax toen hij werkte op twee zeer zwakke scholen in Stadskanaal.

‘Ik had net een interim-opdracht gedaan, toen ik door dezelfde schoolbestuurder werd gevraagd voor een nieuwe opdracht’, vertelt Ad-Jan. ‘Ik moest een zeer zwakke school weer “op groen” krijgen (verbeteren zodat de school voldoende scoort bij inspectie) en kreeg een brief waarin stap voor stap beschreven stond hoe ik dat moest doen.’

En toen knapte er iets. Ad-Jan: ‘Dat iemand mij vertelde hoe ik iets moest doen, wat ik moest doen, hoe ik mij moest verantwoorden, terwijl ik net een superklus voor hem had gedaan, daar had ik echt geen zin in. Ik kreeg nog een ontwikkeltraject aangeboden, maar ik heb de opdracht teruggegeven, zonder dat ik iets anders had. Het gevoel van onafhankelijkheid dat ik toen had, dat wil ik niet meer kwijt. Dit ben ik, dit kan ik, take it or leave it.’

Een fusie en weerstand

Met die instelling kreeg Ad-Jan per 1 augustus 2020 de opdracht van Stichting Primenius om de twee kleine basisscholen De Hoeksteen en Braakhekke bij de voorgenomen fusie te leiden. De Hoeksteen is een kleine basisschool aan de rand van Emmer-Compascuum. Het is een katholieke basisschool met historie, geworteld in een hechte gemeenschap. Braakhekke is een protestants-christelijke school midden in het centrum van het dorp. De school behoort tot een ander bestuur, dat van Viviani.

De fusie en de bouw van het nieuwe schoolgebouw waren al meerdere malen uitgesteld en opnieuw bediscussieerd toen Ad-Jan aan zijn nieuwe baan begon. In november 2020 werd opnieuw besloten om de voorgenomen fusie op te schorten.

In plaats van directeur van een fusieschool was Ad-Jan vanaf dat moment directeur van een kleine dorpsschool die haar eigen identiteit moest terugvinden. Ad-Jan: ‘We hadden te maken met ingewikkelde omstandigheden en daar ging het steeds over: fusie, geen fusie, nieuwbouw, geen nieuwbouw, een kleine dorpsgemeenschap die er wat van vindt. En daardoor wisten we niet meer waar onze eigen kracht lag.’

Teamcoaching door Cvites

Dus ging het team van de Hoeksteen op zoek naar die eigen kracht. Met het hele team begonnen ze aan een coachtraject bij Cvites: vijf leerkrachten en Ad-Jan. ‘Ik wilde erin zitten als één van hen, niet als de directeur. Ik ben ook onderdeel van het team.’

Volgens Ad-Jan is er niet eens echt aan de boom geschud. Wat er vooral is gebeurd: er is een hulpvraag gekomen en er is duidelijkheid gecreëerd. Ad-Jan: ‘Onze hulpvraag was: Hoe worden we gezamenlijk een krachtig team en hoe word ik (als collega) deel van dat team?’

Tijdens het traject viel het team uit elkaar. Drie leerkrachten vertrokken en er kwamen drie nieuwe collega’s voor in de plaats. ‘Ik zie dat als iets positiefs’, zegt Ad-Jan. ‘Door de onduidelijkheid rondom de fusie zat de boel op slot. Nu is de spanning eruit. En de vertrokken collega’s zijn blij op hun nieuwe werkplek.’

Een nieuw, trots team

Na een korte pauze door het vertrek van de collega’s ging het teamtraject door. De aanpak en methodiek volgens het teamwiel van Vroemen bleven hetzelfde, maar er werd een inhaalslag gemaakt om de nieuwe teamleden mee te nemen in de nieuwe situatie. Zo werd in een snelkookpan een nieuw team gesmeed, waar Ad-Jan nog steeds met veel plezier leiding aan geeft.

‘Door het traject bij Cvites hebben we meer oog voor elkaars kwaliteiten’, zegt Ad-Jan.

Wat merkt Ad-Jan in de praktijk van het traject? ‘We zijn echt een team: mensen durven het aan te geven als iets niet lukt en vragen elkaar om hulp. Ook hebben we meer begrip van elkaars drijfveren. Één collega met wie ik vorig jaar botste, werkt er nog. We zijn het nog steeds niet altijd eens, maar door het traject bij Cvites hebben we veel meer oog voor elkaars kwaliteiten en ontwikkelpunten. We verstaan elkaar beter en dat maakt het samenwerken veel leuker.’

‘Er is een bepaalde trots ontstaan’, gaat hij verder. ‘Niet alsof nu ineens alles lukt, maar als dingen misgaan, kunnen we het bespreekbaar maken.’

Leren is durven verdwalen in het bos

Juist door fouten te maken en daar open over te zijn leer je het meest. In de woorden van Ad-Jan: ‘Leren is de faalkundigheid testen. Durven te verdwalen. Het bos in gaan en dan niet over de paden gaan, maar gewoon gaan.’

Misschien dat hij zich daarom zo thuis voelt in het bos. Na de periode bij zijn moeder in de flat vond hij met zijn nieuwe liefde Anita een huis midden in het bos bij Odoorn, waar hij het geluk heeft teruggevonden. Hij geniet van het groen om hem heen en hakt zijn eigen hout. De spaanders neemt hij voor lief.

Het verzuim is altijd hoog in de zorg: Pien kijkt al 20 jaar wat er nog wél kan

Sanne Hoving

Hoe minder Pien Lockhorst te doen heeft, hoe beter. Want dat zou betekenen dat er weinig langdurig zieken zijn bij Treant, de zorgorganisatie waar ze al bijna dertig jaar werkt. Als mobiliteitsadviseur houdt Pien zich bezig met het zoeken naar nieuwe functies voor medewerkers die hun oude werk niet meer kunnen doen. En daar heeft ze haar handen vol aan.

Pien stond aan het begin van haar loopbaan zelf aan het bed.

Toen Pien twintig jaar geleden begon met het opzetten van het mobiliteitscentrum, was het ziekteverzuim in het Scheperziekenhuis meer dan 10%. Zo hoog als toen is het gelukkig nooit meer geworden, maar het verzuim in de zorg is nog altijd hoog en dat is bij Treant niet anders. Pien heeft de zorg van dichtbij zien veranderen, en ook haar eigen werk bleef in al die jaren niet hetzelfde.

Pien begon haar loopbaan als verpleegkundige. Ze kwam er al vroeg achter dat ze dat werk niet haar hele leven wilde doen, maar dat ze zelf aan het bed heeft gestaan is wel een voordeel in haar huidige baan. ‘Ik hoor wel eens van leidinggevenden dat ik begrijp wat mensen doen. Ik weet wat werkdruk is in de zorg. En ik weet wat administratieve last doet met medewerkers die zorg willen verlenen aan patiënten en bewoners.’

Meer administratie en zwaardere zorg

Die toegenomen administratielast is één van de grote veranderingen in de zorg, maar ook de zorgzwaarte is enorm toegenomen, zegt Pien. ‘Vroeger kwamen mensen met een gebroken enkel op orthopedie en lagen ze er een week. Nu zijn die mensen binnen een dag weer thuis. Alleen de mensen die echt niet thuis verzorgd kunnen worden, blijven in het ziekenhuis of gaan naar het verpleeghuis of woonzorgcentrum.’

Niet iedereen is geschikt om deze intensieve zorg te leveren. Sommige mensen die twintig jaar geleden met veel plezier in de zorg werkten houden het nu niet meer vol. Dat geldt ook voor de ouderenzorg. Tegenwoordig zijn er veel meer mensen met dementie. Die kunnen niet meer allemaal op een speciale afdeling worden ondergebracht, en dus komen ze ook in ‘gewone’ woonzorgcentra terecht. Verpleegkundigen en verzorgenden die niet meer met deze doelgroep kunnen werken, hebben daardoor steeds meer moeite om een passende werkplek te vinden.

Natuurlijk zijn er ook positieve ontwikkelingen, ziet Pien: ‘Er is veel meer techniek gekomen. Apparatuur en middelen zijn veel beter en mooier geworden. We doen voorzichtig wat met robotisering. Dat maakt het werk op sommige vlakken gelukkig weer wat makkelijker.’

Ziek is niet meer zomaar ziek

Ook in haar eigen vak is er veel veranderd, vertelt Pien. Er wordt anders gekeken naar verzuim. ‘Tegenwoordig wordt er veel zakelijker gekeken naar ziek zijn dan toen ik begon. Vroeger brak je een been en zat je zes weken ziek thuis. Nu wordt al snel gekeken of je dan nog wat administratief werk kunt doen. Je hebt een overeenkomst, levert een dienst en krijgt daarvoor salaris. En als je die dienst niet meer kunt leveren, ontstaat er een probleem.’

Dat klinkt hard, maar veruit de meeste mensen vinden het zelf ook heel vervelend dat ze ziek zijn en niet meer kunnen doen waarvoor ze betaald worden. Daarom helpt Pien ze met zoeken naar wat er dan nog wél kan.

Doorgaan tot je erbij neervalt

In eerste instantie wordt vaak gekeken naar ander werk op de eigen afdeling. ‘Mensen die bij het mobiliteitscentrum komen, hebben vaak al van alles geprobeerd’, vertelt Pien. Ze ziet geregeld mensen die ondanks een aangepast takenpakket of een kortere werkweek toch het werk niet volhouden.

‘Er zijn mensen die doorgaan tot ze erbij neervallen. En dan pas gaan ze zich afvragen welk ander werk ze kunnen doen. Het zou mooi zijn als ze zich iets vaker de vraag stellen hoe lang ze het nog volhouden en eerder actie ondernemen. Dit wordt wel meegenomen in jaargesprekken, maar we doen er nog te weinig mee, vind ik.’

De oplossing: meer rouleren

Een mogelijke oplossing is volgens Pien dat mensen meer gaan rouleren en op verschillende plekken in de organisatie rondkijken. Niet alleen voor de gezondheid van de medewerkers, ook voor de kwaliteit van de zorg levert dat voordelen op. ‘Laatst was er nog een medewerker van een verpleegafdeling  die had stagegelopen op een poli in het ziekenhuis. Een inkijk krijgen op het werk op een poli gaf haar meer informatie over hoe processen lopen tussen verpleegafdelingen en poliklinieken. Zo’n medewerker kan zorgen voor meer begrip aan beide kanten omdat ze ziet waar de problemen vandaan komen.’

Ondanks de personeelstekorten in de zorg is het op maat maken van functies dan weer lastig volgens Pien. Het gebeurt wel, maar meestal alleen om mensen in hun eigen functie te behouden. Voor iemand die ergens nieuw geplaatst wordt, worden niet zo snel uitzonderingen gemaakt.

‘Passend werk is passend op de vacature’, vindt Pien. ‘Je moet niet de vacature nog moeten aanpassen. Daarvoor is het werk te complex en onvoorspelbaar. De patiënten en bewoners kunnen elke dag andere zorg nodig hebben, dus mensen moeten redelijk flexibel en allround zijn binnen hun functie.’

De helft vindt ander werk

Zo’n 50% tot 60% van de mensen die bij het mobiliteitscentrum binnenkomen, vindt een nieuwe baan. Meestal binnen de organisatie, soms ook daarbuiten, al willen de meeste mensen het liefst bij Treant blijven.

Pien is er trots op dat het al vijftien jaar lukt om ruim de helft van de kandidaten aan ander werk te helpen, ook al zijn de omstandigheden steeds lastiger. De meeste mensen die herplaatst worden gaan van een actieve functie naar meer zittend, fysiek lichter werk. Maar die plekken worden schaarser.

Zelf aan het stuur zitten

Tijdens de zoektocht naar ander passend werk zitten medewerkers soms lang in onzekerheid. Vaak loopt er een medisch traject waarvan de uitkomst onzeker is, na een jaar verliezen mensen 30% van hun inkomen en als ze na twee jaar geen nieuwe plek hebben verliezen ze hun baan.

‘Die onzekerheid is fnuikend’, zegt Pien. ‘Ik kan mensen niet zeggen hoe en waar het eindigt. Ik kan ze alleen aanmoedigen duidelijke keuzes te maken en actie te blijven ondernemen. Hoe meer ze zelf het stuur pakken hoe meer kansen er ontstaan. En de keuze kan in sommige gevallen ook zijn om te accepteren dat werken helemaal niet meer lukt.’

Pien heeft recent de keuze gemaakt om minder te gaan werken.

Na twintig jaar in deze functie heeft Pien recent een keuze voor zichzelf gemaakt. Vanaf januari werkt ze twaalf uur minder per week. Zo draagt ze geleidelijk het stokje over aan haar collega’s en houdt ze het werk voor zichzelf leuk. ‘Eigenlijk had ik dat al eerder willen doen, maar ik heb dat niet voldoende duidelijk gemaakt, denk ik’, zegt Pien. Ook voor haarzelf weer een les: duidelijkheid creëer je zelf, door uit te spreken wat je wilt en de consequenties van je keuzes te accepteren.

‘Die laatste reorganisatie was een wake-upcall’

Sanne Hoving

Stel, je hebt een leuke baan en bent er nog lang niet zat van, maar door verschillende reorganisaties zie je je collega’s één voor één vertrekken. Wacht je dan tot het jouw beurt is, of neem je zelf het initiatief? Sandra Geerts koos voor het laatste, en heeft daar nog geen dag spijt van.

Bijna twintig jaar werkte Sandra bij de Rabobank, van 1999 tot 2018. Dat klinkt best lang, maar doordat ze elke paar jaar van functie wisselde bleef het spannend. ‘Ik rolde van baan naar baan’, vertelt Sandra. ‘Er was altijd wel een nieuw project of een opleiding die ik kon doen, dus ik dacht nooit aan vertrekken. Leuk werk, goede arbeidsvoorwaarden, dichtbij huis, het was een gouden kooi.’

Wake-upcall

Sandra ‘overleefde’ een aantal reorganisaties. Een tijdlang dacht ze daar niet echt bij na, maar ineens ging de knop om. ‘Bij de laatste reorganisatie die ik meemaakte bleef ik over op basis van mijn leeftijd. Er was een verdeelsleutel gemaakt en omdat ik in mijn leeftijdscategorie de meeste ervaringsjaren had mocht ik blijven. Als ik een jaar ouder was geweest, had ik eruit gemoeten.’

Die willekeur was een wake-up call voor Sandra. ‘Ik was heel trouw aan mijn werkgever, maar mijn vertrouwen liep een deuk op. Ik besefte: het is wachten op de volgende ronde en misschien lig ik er dan wel uit.’ En dus maakte Sandra gebruik van het aanbod een loopbaantraject te volgen, want dat was inmiddels beschikbaar voor elke medewerker die dat wilde, niet alleen voor de mensen die ontslag kregen.

De wereld buiten de bank

Sandra deed een intakegesprek met drie verschillende loopbaancoaches en koos uiteindelijk voor Cvites. ‘Agnes, mijn coach, stond heel ver af van de financiële wereld waar ik uit kwam. Zij vroeg mij naar de betekenis van termen die ik na al die jaren bij de bank heel normaal vond. Ik dacht: die gaat mij uit mijn comfortzone trekken en kritische vragen stellen. Niet dat ik dat leuk vond, maar ik wilde wakker geschud worden en dit was precies wat ik nodig had.’

Twee belangrijke dingen leerde Sandra van het loopbaantraject. Ten eerste: spreek een taal die iedereen begrijpt en verstop je niet in vakjargon. En ten tweede: ontdek hoe leuk de wereld is buiten je eigen sector. ‘Ik had nooit gedacht dat er buiten de bank nog zoveel leuks te doen was. Ik heb tijdens mijn loopbaantraject meegelopen bij een woningcorporatie, een gemeente, in het onderwijs, in de zorg. Er is zoveel leuk, zo veel organisaties waar ik zou kunnen passen.’

Het werd de zorg. De sector waar Sandra op de middelbare school al voor had gekozen. Op haar 18e begon ze met een opleiding verpleegkunde, maar het werken in het ziekenhuis viel haar zwaar en ze besloot te stoppen. Nu, bijna dertig jaar later, voelt Sandra zich in de zorg wel op haar plek.

Wat wil je zelf?

Sandra heeft nog geen dag spijt van haar overstap van de bank naar de zorg.

Inmiddels is ze leidinggevende van drie poliklinieken in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen. De lessen die Sandra leerde tijdens haar eigen loopbaantraject, probeert ze nu door te geven aan haar team. Ze stimuleert mensen zelf initiatief te nemen, hun wereld te vergroten en daarmee de baas te worden over hun loopbaan. En daar moesten ze in haar team eerst even aan wennen.

‘Tijdens mijn eerste gesprekken met medewerkers vroegen ze mij hoe ik hun toekomst zag. Ik gaf die vraag terug: wat wil je zelf? Mensen schrokken daar wel eens van van. Inmiddels, na 2,5 jaar, komen de opleidingsplannen binnen en nemen mensen zelf regie over hun loopbaan’, vertelt Sandra.

Stap voor stap de veilige wereld loslaten

Het ziekenhuis is voor veel mensen wat de Rabobank was voor Sandra: een veilige wereld, die je kent en die je als vanzelfsprekend beschouwt. Mensen die niet meer op hun plek zitten helpt Sandra daarom stap voor stap hun veilige omgeving los te laten. ‘Doordat ik drie poliklinieken aanstuur en goede contacten heb met collega’s van andere afdelingen, kan ik mensen van de ene poli op de andere inzetten. Ik heb nu al een paar keer gezien dat zo’n kleine stap het begin is van iets groots. Doordat mensen ervaren dat ze het ook leuk kunnen hebben op een andere werkplek, groeit het zelfvertrouwen en durven ze ineens te solliciteren naar andere functies binnen het ziekenhuis of zelfs daarbuiten.’

Niet dat Sandra de mensen graag ziet vertrekken. Integendeel: ook zij ziet de tekorten in de zorg en weet hoe hard de mensen nodig zijn. Maar dan wel mensen die gelukkig zijn in hun werk, die een goede werk-privébalans hebben en die goed samenwerken in een team.

Zorg voor medewerkers begint met luisteren

‘Zowel vanuit het team als van personeelszaken krijg ik terug dat het opvalt dat ik veel gesprekken voer over de balans tussen werk en privé. Ik vraag mensen wat ze nodig hebben om goed te blijven functioneren, ook over drie en vijf jaar’, vertelt Sandra. Natuurlijk heeft ook zij te maken met protocollen, roosters en wet- en regelgeving en kan ze niet ieder verzoek honoreren, maar door te luisteren naar de mensen op de werkvloer verandert er al heel veel, vindt ze.

Terug naar de Rabobank wil Sandra niet meer. Maar nu ze de wijde wereld heeft gezien valt het haar nog meer op hoe goed de bank voor haar medewerkers zorgt, ook de medewerkers die vertrekken. ‘Vanaf het moment dat ik met mijn loopbaantraject startte ben ik heel goed begeleid. Om de overstap naar de zorg te kunnen maken heb ik nog twee post-hbo-studies gedaan en die heeft de Rabobank vanuit het beschikbare ontwikkelbudget deels betaald’, zegt Sandra.

Op haar beurt wil Sandra nu voor haar medewerkers zorgen en zo haar bijdrage leveren aan de zorg. Onrust wegnemen, écht luisteren, mensen helpen na te denken over wat ze zelf willen, daar begint het mee. Waar dat dan toe kan leiden, weet Sandra ook nog niet precies. Maar zoals ze heeft geleerd van haar loopbaantraject: als het eerste stapje genomen is komt de boel vanzelf aan het rollen.

Mens, durf te kiezen!

door Sanne Hoving

Je kent ze vast wel. Van die mensen met een leuke baan, die hard werken maar die het ogenschijnlijk ook komt aanwaaien. ‘Ik ben er ingerold’, of ‘ik werd gevraagd’, is vaak hun antwoord op de vraag hoe ze aan hun baan zijn gekomen. Zo iemand was Bert Moormann. Tot het begon te kriebelen.

Bert werkte tien jaar bij Spark toen hij voelde dat hij weg moest. Het bedrijf en hij hadden beide een sterke ontwikkeling doorgemaakt, maar na tien jaar kwam die ontwikkeling stil te liggen. Bert wilde weg. En snel. Dus hij ging overal solliciteren, en hij werd aangenomen bij een IT-bedrijf.

Dat die stap eigenlijk een vlucht was, besefte Bert al gauw: ‘Bij Spark was ik te lang blijven hangen op de automatische piloot. Omdat het lekker ging had ik niet nagedacht over mijn ontwikkeling. Tot het bedrijf tot stilstand kwam en ik verrast werd dat ik zelf geen plan had. Toen ben ik in een soort paniekreactie naar de IT overgestapt. Binnen drie maanden wist ik dat ik op de verkeerde plek zat.’

Een rigoureuze keuze

Zijn oude werkgever belde, of hij terug wilde komen, maar dan in een andere functie. Weer kreeg Bert een keuze op een presenteerblaadje. Hij werkte nog eens vijf jaar bij Spark, werd zelfs aandeelhouder, maar echt gelukkig werd hij er niet van. In 2005 kwam het besef: ik moet een plan. Dus maakte Bert een rigoureuze keuze.

‘Ik nam ontslag. Zonder uitzicht op een nieuwe baan. Ik ging veel wandelen, veel nadenken, in de hoop dat de antwoorden dan vanzelf wel zouden komen. Het was heerlijk, dat wandelen, maar het gaf geen antwoorden. Ik had helemaal de discipline, de kennis en het netwerk niet om dit in mijn eentje te doen.’ En zo kwam Bert bij Cvites binnen.

Voor het eerst in zijn leven dacht Bert na over wat hij echt wilde. ‘Dat had ik nooit geleerd. Op school koos ik gewoon waar ik goed in was en ook thuis ging het niet over gevoelens. Bij Cvites ontdekte ik mijn maatschappelijke drijfveer. Mijn werk moet van betekenis zijn voor andere mensen. Het gaat niet om het geld verdienen, maar om de wereld een beetje mooier maken.’

Gaat het wel goed met jullie?

Bert: “Bij Cvites heb ik leren nadenken over wat ik echt wilde.”

Terwijl Bert zichzelf steeds beter leerde kennen, begreep zijn omgeving weinig van zijn keuzes. Oud-collega’s, ouders en vrienden vroegen zich af of het wel goed met hem ging. Helemaal toen Bert en zijn vrouw ook nog hun vrijstaande huis verkochten om kleiner te gaan wonen. ‘Het gaat beter dan ooit’, was het antwoord van Bert. Weg met alle spullen en kiezen voor wat er echt toe doet.

Inmiddels heeft Bert weer een goede baan, als bestuurder bij woningcorporatie Domesta. De keuzes die hij in het verleden heeft gemaakt, maken dat hij nu anders in het werk staat. ‘We wonen goedkoop en bovendien heb ik geleerd dat het wel goed komt als je je baan kwijtraakt. Op spannende momenten durf ik daarom nu mijn eigen positie ter discussie te stellen. Daardoor kan ik scherpere keuzes maken.’

Een bestuurder met visie

Als bestuurder bemoeit Bert zich het liefst zo min mogelijk met de uitvoering. ‘De manier waarop ik zelf graag werk, vinden veel medewerkers ook prettig. Die willen ruimte, autonomie en goede voorwaarden. Ik dacht vroeger dat een bestuurder iemand was die alles wist en alles kon. Als je zo’n bestuurder bent, krijg je heel ongelukkige medewerkers. Je bent vaak geneigd om te veel te doen, maar je moet juist een visie vormen, richting geven en daarna loslaten.’

Bert staat nu aan het roer van een veranderende organisatie. Na een periode van digitalisering en standaardisering is zijn visie dat de woningcorporatie juist meer maatwerk moet leveren. Dit vraagt van de medewerkers ondernemerschap en meer verantwoordelijkheid bij de uitvoering.

Voor sommige medewerkers is dat even wennen, maar er zijn ook mensen die eindelijk het plezier in hun werk terugvinden. ‘Die zijn bij een woningcorporatie gaan werken vanuit een maatschappelijke drijfveer, niet omdat ze een zo efficiënt mogelijke organisatie willen neerzetten. Een deel van onze huurders is laaggeletterd, we hebben veel oudere huurders. Een volledig gedigitaliseerde organisatie past daar niet bij.’

Met energie thuiskomen

Twintig jaar geleden had Bert niet kunnen voorspellen dat hij bestuurder bij een woningcorporatie zou worden. ‘Ik had nooit gedacht dat ik dit werk zou kunnen. Ik vond mezelf veel te zakelijk voor de corporatiewereld. Mijn wereld is groter geworden door het loopbaantraject bij Cvites. Maar het licht is pas echt aangegaan toen ik bij Domesta ging werken. Een betekenisvolle bijdrage leveren bij een organisatie die ertoe doet, dat vind ik belangrijk. Ik kom met energie thuis. Dat is voor mij de enige graadmeter.’

Deze les leert hij ook aan zijn kinderen. ‘Een van mijn dochters wil kok worden, maar vindt communicatie ook heel leuk. Ze vroeg laatst: ‘Wat verdient beter?’ Ik probeer haar dan uit te leggen dat dat niet uitmaakt. Doe werk wat je leuk vindt!’

Bert hoopt dat zijn dochters zich eerder dan hijzelf bewust zijn van hun talenten en van wat ze echt willen. Maar hij wil hier ook weer niet te veel druk op leggen. ‘Ik ben bang dat ze net als ik te snel in de bus gaan zitten van goede opleiding, goede baan, goed verdienen. In plaats daarvan gun ik ze treuzeltijd, zoektijd om hun talenten te ontdekken. Zonder die zoektocht te groot te maken.’

Durf te kiezen

Nu Bert werk doet waar hij plezier in heeft, kan hij nog gemakkelijk twintig jaar door. ‘Dan ben ik 74. Ik zou het niet erg vinden om dan nog te werken, als ik daarmee van betekenis kan zijn voor anderen.’

De ‘oude’ Bert had dit vast niet gezegd. En dus is zijn boodschap: ‘Durf te kiezen! En maak de keuze niet te groot. Wissel eens van baan terwijl je niet alles ingekleurd hebt. Ik heb voorbeelden gezien van mensen die gedwongen werden ontslagen die daar achteraf heel dankbaar voor waren. Want het komt altijd goed. En het hoeft geen keuze voor de eeuwigheid te zijn.’ Je kunt immers altijd opnieuw kiezen.

Cvites-oprichter Laurens deelt zijn recept voor werkplezier

Sanne Hoving

Plezier in het werk, dat is waar Laurens Ponds zich voor inzet. Tegenwoordig staat werkplezier bij veel organisaties op de agenda, maar bij de oprichting van Cvites, twintig jaar geleden, was dat wel anders. Tegelijk met een groeiende aandacht voor werkplezier ziet Laurens ook dat mensen steeds vaker stress ervaren op het werk. Voor hem het bewijs hoe lastig het is om goede voornemens tot uitvoering te brengen.

Laurens en Geert in de begintijd van Cvites

De naam Cvites is een samenvoeging van cv (levensloop) en vites: een verwijzing naar levendigheid, plezier in je werk. Ook al werkt Laurens nu niet meer bij Cvites, de visie en de boodschap waarmee hij het bedrijf twintig jaar geleden oprichtte is niet veranderd. ‘Ik wil mensen plezier aan hun werk laten beleven’, zegt hij.

Drie dingen zijn hierbij volgens Laurens van belang: weten waar je goed in bent, reflectie op je eigen handelen en weten waar je invloed op hebt, zodat je bewuste keuzes kunt maken. Ook in zijn huidige werk als directeur van InCtrl (de leverancier van het ePortfolio) en als interim-manager bij de overheid zijn dit de thema’s waar hij zich mee bezighoudt.

Weten waar je goed in bent

Een belangrijke reden voor het ontbreken van werkplezier is volgens Laurens dat veel mensen nét niet datgene doen waar ze goed in zijn. ‘Vaak is je grootste talent voor jezelf zo vanzelfsprekend, dat je het niet ziet’, zegt hij daarover. Het is dus zaak om hierover in gesprek te blijven, zowel voor werknemers als voor leidinggevenden. Zo leer je je talenten steeds beter kennen.

Ook heel bepalend voor het vinden van je talent is de omgeving, zegt Laurens. ‘Vraag jezelf af: welke context past bij mij? Wat maakt dat ik in de ene omgeving floreer en in de andere niet?’ Helaas werkt het niet zo dat je deze vragen in één keer beantwoordt en dan verzekerd bent van een lang en gelukkig leven. Omdat mensen en organisaties veranderen, moet je jezelf deze vragen af en toe blijven stellen. Het is een blijvende zoektocht, al wordt deze volgens Laurens in de loop van jaren wel steeds makkelijker.

Reflecteren op je handelen

Een tweede les, die Laurens zelf nog elke dag toepast, is om elke dag één ding te benoemen wat goed is gegaan en één ding wat beter kon. En bij het verbeterpunt vraagt hij zich ook af wat hij anders had kunnen doen. ‘Dit draagt voor mij bij aan werkplezier, omdat ik me er zo bewust van ben of het zinvol is wat ik op een dag heb gedaan. En om een goed gevoel te houden, probeer ik elke dag in elk geval één leuke of makkelijke klus te doen.’

Reflectie kan ook helpen om te relativeren. ‘Soms kun je je enorm druk maken over iets wat nu speelt op het werk’, zegt Laurens. ‘Nu ik ouder ben en meer heb meegemaakt, lukt het me beter om problemen op het werk in perspectief te plaatsen. Ik neem ze niet minder serieus, maar probeer er juist van te leren. Het geeft rust om zaken waar je je druk om maakt als les te beschouwen.’

Bewuste keuzes maken

Veel mensen onderschatten hun invloed, denkt Laurens. En dit heeft alles te maken met bewustzijn. ‘Ik ben eens bij een interimklus bij de ingang gaan zitten en heb iedereen die binnenkwam gevraagd hoe ze binnenliepen. De één kwam net van het schoolplein aangerend, een ander was al aan het bellen nog voordat de werkdag begonnen was. Vaak leven we zo op de automatische piloot en doen we dingen ‘omdat we ze altijd zo doen’, dat het lijkt alsof het leven ons overkomt.’

Dat wil niet zeggen dat wanneer je maar bewust leeft, je alles naar je hand kunt zetten. Heel veel dingen zijn niet te sturen, maar je hebt wel altijd een keuze in hoe je je tot die dingen verhoudt. ‘Ik heb dit zelf meegemaakt tijdens het faillissement van Cvites in 2013. De markt veranderde toen zo snel, dat konden we niet meer beïnvloeden. Wat mij er uiteindelijk doorheen heeft gesleept, is ten eerste accepteren dat het gebeurde en ten tweede actie ondernemen en bijsturen waar het kon. Maar de periode daarvoor, de fase waarin het leek alsof ik niets kon doen, was achteraf het moeilijkste.’

Tijd voor ontwikkeling

Hoewel werkplezier tegenwoordig hoger op de agenda staat dan twintig jaar geleden, is er een andere ontwikkeling die het werkplezier juist ondermijnt. Want waar halen we tegenwoordig de tijd vandaan om onze talenten te onderzoeken, aan zelfreflectie te doen en bewuste keuzes te maken?

‘Toen ik begon met werken, kreeg ik een week voor een vergadering een envelop met stukken toegestuurd, die ik rustig kon doorlezen’, vertelt Laurens. ‘Tegenwoordig gaan we zo ongelofelijk snel met informatie om. Het werkende leven is drukker, stressvoller, alles moet in één keer goed en er ligt steeds meer nadruk op verantwoording. Medewerkers in de publieke sector, de zorg en het onderwijs ervaren steeds minder professionele ruimte.’

Een recept voor stress, en dat is een zorgelijke ontwikkeling, vindt Laurens. En die begint volgens hem in het onderwijs. Wanneer daar de nadruk zou verschuiven van prestatie naar respect voor elkaar, dan ontstaat er veel meer ruimte om verschillende talenten tot bloei te laten komen. Wanneer kinderen écht de ruimte krijgen om te leren, hebben ze daar hun hele werkende leven profijt van.

Stel je voor…

Herman van Veen

Tijdens de viering van ons 20-jarig jubileum op landgoed ‘De Paltz’ in Soest, werden wij verrast door een optreden van Herman van Veen. Speciaal voor Cvites schreef hij deze tekst, die we graag met jullie delen.

De Paltz

Stel je voor
dat jij dat bent
die witte beer
op die ijsschots
met je handen
voor je gezicht

stel je voor
dat jij dat bent
dat kalf
in het mest hok
dat jij het bent
die gilt

stel je voor
dat jij dat bent
die boom
langs de weg
met die kettingzaag
in je rug

stel je voor
dat jij daar ligt
onder dat puin
met die granaat
in je buik

stel je voordat jij daar zoemt
naar die bloem
in die vaas

Herman van Veen – Foto: Vincent van Dordrecht

en plotsklaps kleeft
op het raam
in je eigen bloed

stel je voor
dat jij
dat jij dat bent
of jij
of jij
of jij
dat bent

die vluchteling
dat kind alleen
die werkloze

Bertus houdt het kantoor schoon, laat ons rennen én leert ons denken in mogelijkheden

Sanne Hoving

Elke donderdag maakt Bertus ons kantoor in Emmen schoon. Daarnaast heeft hij altijd een gezellig praatje en zorgt hij geregeld voor wat lekkers. En hij inspireert ons, vooral op het sportieve vlak. Want Bertus is niet alleen onze schoonmaker, maar ook de houder van het Nederlands record op de halve marathon voor VB-atleten (atleten met een verstandelijke beperking).

Geen droombaan

Schoonmaker worden was niet zijn droombaan. Want sinds Bertus op zijn veertiende begon met atletiek was sporten zijn lust en zijn leven. ‘Ik wilde graag gymleraar worden’, zegt Bertus. ‘Of in ieder geval iets met sport.’ Helaas kon hij die opleiding niet volgen en moest hij iets anders kiezen.

Dus was zijn eerste baan bij Serviceteam Emmen, waar hij schoonmaak- en onderhoudswerk deed bij onder andere het Volk van Grada, Kabouterland en FC Emmen. Bij FC Emmen leerde Bertus Johan Wachtmeester kennen, die ook bij Cvites werkte. En toen Cvites een schoonmaker zocht dacht Johan aan die leuke jongens van FC Emmen. Zo is het begonnen.

Alleen of samen, maakt niet uit

Bij Serviceteam Emmen, later No Nonsens, werkt Bertus niet meer. Maar bij Cvites is hij gebleven. ‘Ik vind het gezellig’, zegt Bertus. Ook al doet hij zijn werk alleen, hij begint de dag altijd met een praatje met Aletta. ‘We gaan eerst even zitten en bijpraten. Dan bespreken we wat er moet gebeuren en ga ik aan het werk.’

De andere vier dagen van de week werkt Bertus als timmerman en klusjesman bij De Nerf. Hier heeft hij wel collega’s met wie hij samenwerkt. ‘Alleen werken of samen, dat maakt voor mij niet uit. Ik vind het allebei leuk. Bij de Nerf maken we wel meer grapjes onderling, dat is wel gezellig.’

Grasmaaien in de lockdown

Aan die gezelligheid kwam vorig jaar bruut een einde toen Bertus door corona drie maanden thuis kwam te zitten. Hij was net zelfstandig gaan wonen, maar in de lockdown ging hij toch maar even terug naar zijn ouders.

Hoewel hij zijn collega’s miste, heeft Bertus zich in die periode niet verveeld. Dat is niks voor hem. Hij kon grasmaaien bij een trainer van de atletiekclub en verder heeft hij vooral veel hardgelopen. Zelfs een keer 24 kilometer op een dag.

Toch hardlooptrainer

Het hardlopen gaat zo goed dat Bertus inmiddels assistent-trainer is bij de Sperwers. Hij begeleidt de trainingen en let op de techniek: ‘Vooral dat mensen niet naar beneden moeten kijken, maar recht vooruit. En de arminzet is belangrijk.’ Zo komt hij toch nog in de buurt van zijn droombaan.

Een paar jaar geleden kreeg Bertus het team van Cvites zo ver dat ze deelnamen aan de vier mijl van Emmen. Cvites-collega Anita heeft sinds dit initiatief de smaak te pakken en loopt nu afstanden tot vijftien kilometer.

Het kan wél

Voor Bertus is de vier mijl een tussendoortje. Want op de vraag wat zijn wens is voor de toekomst zegt hij: ‘Mijn werk mag zo blijven. Maar ik zou nog wel een keer een marathon willen lopen. Het liefst die van Berlijn of Rotterdam.’

Met zijn positieve instelling hebben wij er alle vertrouwen in dat ook dat nog wel een keer gaat lukken. Bertus leert ons iedere week weer om te denken in mogelijkheden!

Bertus met zijn hardloopprijzen

Bedrijfsarts Jerom redt niet je leven, maar wel je loopbaan: ‘Geluk in werk is zo belangrijk’

Door Sanne Hoving

Als bedrijfsarts spreekt Jerom Veenstra veel mensen die ziek worden van hun werk, of mensen die door ziekte op zoek moeten naar ander werk. Hij spreekt werkgevers, werknemers, collega-artsen en is behalve met zieke medewerkers ook steeds meer bezig met het verbeteren van gezondheid en werkplezier. Een afwisselende en veelzijdige baan, al was bedrijfsarts worden niet zijn ambitie toen Jerom 20 jaar geleden geneeskunde studeerde.

Jerom Veenstra in zijn spreekkamer

‘Als basisarts stond ik op het punt een specialisme te kiezen toen ik vader werd. Ik dacht: ik parkeer mijzelf een jaar als arbo-arts en ga dan verder. Maar ik vond het een geweldig vak! Veel leuker dan de reputatie die het beroep heeft. Je bent misschien niet bezig met het redden van levens, maar wel met zingeving. Dat is enorm waardevol.’

Het reputatieprobleem van de bedrijfsarts

Onder studenten geneeskunde is het nog steeds geen populair specialisme (behalve dan voor hen die afknappen op de lange werkdagen in het ziekenhuis), maar ook in de maatschappij heeft de bedrijfsarts een reputatieprobleem. Het beeld dat veel mensen hebben, van de bedrijfsarts die door de werkgever wordt ingehuurd om zieke medewerkers ‘aan het werk te schoppen’, wil hij graag ontkrachten. Niemand is er immers bij gebaat als een zieke medewerker te snel weer aan het werk gaat en even later opnieuw uitvalt.

Jerom ziet zijn rol als bedrijfsarts het liefst als partner van de werkgever om de gezondheid van medewerkers te verhogen. Hij werkt graag samen met bedrijven die vitaliteit hoog op de agenda hebben, zodat hij mensen kan helpen zich lekker te voelen in hun werk. Inmiddels kan hij met zijn bedrijf hier klanten op selecteren, maar deze luxe heeft hij niet altijd gehad.

Van regeldruk naar regelruimte

Jerom heeft veel behoefte aan vrijheid en ‘regelruimte’

Voordat hij in 2012 voor zichzelf begon, werkte hij bijna tien jaar in loondienst als arbo-arts. Hoewel hij enthousiast begon, zag hij het vak ontwikkelen in een richting die hem niet aanstond. ‘Ik was bezig met registraties, geld, regeltjes. Daardoor verloor ik het plezier in mijn werk. In 20 minuten moest ik het probleem van een cliënt doorgronden en de stappen uitleggen en een werknemer zover krijgen dat hij stappen onderneemt waar hij tegenop ziet. Dat is niet te doen. En het is ook niet nodig. Ik spreek mensen nu 45 minuten tot een uur en hoef echt geen hogere prijs te rekenen dan een grote arbodienst.’

De vrijheid om zonder onnodige regeltjes en ruimte om de dingen op zijn eigen manier te doen, houden Jerom vitaal. Hij heeft een grote behoefte aan wat hij noemt ‘regelruimte’, iets wat volgens hem voor veel medewerkers bijdraagt aan hun werkgeluk, maar wat ook steeds meer verdwijnt in regeltjes en standaardprocedures. Zie hier een recept voor burn-out.

De grote modeziekte

Een recept, want er zijn er meerdere. Overspannenheid, stress en burn-out zijn echt de grote modeziekten van deze tijd, zegt Jerom. Enerzijds komt dat doordat het taboe er af is, maar anderzijds neemt het ook echt toe. En daar zijn vele oorzaken voor, die niet alleen de verantwoordelijkheid zijn van de werkgever.

‘Natuurlijk zijn er werkgevers die de druk en de verwachtingen te hoog opvoeren. Maar mensen doen dat vaak ook zelf,’ zegt Jerom. ‘Een groot probleem dat ik zie, is dat mensen steeds minder keuzes maken. Ze willen een gezin én allebei fulltime werken. Een dikke baan met veel verantwoordelijkheden én vaak op vakantie. Als je daar slapeloze nachten van krijgt, los je dat niet op met oxazepam, dan moet je leren om keuzes te maken. Anders komt het probleem bij je terug.’

Naast de werkgever en de werknemer vindt Jerom dat ook de overheid zijn verantwoordelijkheid moet nemen in het bestrijden van overspannenheid en burn-out. ‘Onze geestelijke gezondheidszorg is soms echt op derdewereldlandniveau’, zegt hij. ‘Overspannenheid is de meest voorkomende ziekte en wat zeggen verzekeraars? Het bestaat niet, want het staat niet in de DSM-5 (het internationale handboek voor de diagnose van psychische aandoeningen). Dus wordt de behandeling niet vergoed. En de overheid doet daar niets aan, laat het probleem aan werkgevers en werknemers. Terwijl er ook veel niet-werkenden zijn die overspannen raken.’

De invloed van corona

Als er iets ons werk het afgelopen jaar heeft beïnvloed dan is het wel corona. Het virus raakt iedereen, maar vooral de zorg. ‘Vergeleken met andere branches zijn de arbeidsvoorwaarden in de zorg niet zo goed. De mensen die ervoor kiezen doen dat niet voor het geld, maar halen veel voldoening uit het helpen en verzorgen van mensen. Ze zetten zichzelf op plek twee, of vijf. Gaan kortom aan zichzelf voorbij. Er was al een hoog verzuim in de zorg, en toen kwam corona er nog eens bij.’

Volgens Jerom werken veel zorgmedewerkers meer uren dan dat in hun contract staat. Dat komt door het landelijk bestaande personeelstekort. En dat zal naar verwachting alleen maar toenemen. Al is het einde van de crisis in zicht, we moeten niet raar opkijken als er nog een grote verzuimgolf in de zorg aankomt. Van de mensen die nu heel hard op hun achterste benen lopen, maar als het straks niet meer keihard nodig is overspannen thuis komen te zitten.

Bescherming van werknemers

In de ontwikkeling van zijn vak heeft Jerom de wetgeving de afgelopen jaren zien veranderen ten gunste van de medewerker. Die wordt beter beschermd, ook in zijn privacy. Bij uitval door ziekte moet er nu verplicht een bedrijfsarts worden ingeschakeld. En dat was nodig ook.

In 2002 kwam de Wet Verbetering Poortwachter. Die legde meer druk op werkgevers om mensen aan het werk te houden, zegt Jerom. ‘Die druk werd in sommige gevallen afgewenteld op de medewerker. Met het “verzuim eigen regie model” ontstond er meer invloed van werkgevers en werknemers. Met helaas ook negatieve uitwassen waar de bedrijfsarts op afstand werd gehouden en medewerkers onder druk werden gezet.’ De AVG (privacywet uit 2016) en de aangepaste arbowet (2018) maken dat werknemers beter beschermd worden en recht hebben op goede arbozorg. En daar is hij blij mee.

Alles heeft echter een keerzijde. Wat Jerom nu ziet, is dat in sommige gevallen de wetgeving wellicht iets te veel in het voordeel van de medewerker uitpakt. Hij noemt het voorbeeld van een medewerker die voor de tweede keer in drie jaar tijd meer dan een half jaar overspannen thuis komt te zitten. Jerom: ‘Als dat komt doordat je bepaalde adviezen niet opvolgt, kan een werkgever daar weinig mee, en ook het UWV oordeelt niet erg streng op de inspanning van de werknemer.’ Gelukkig zijn dergelijke negatieve uitwassen echt een kleine minderheid.

Iedereen doet zijn best

Tot zover het gemopper over negatieve ontwikkelingen, want over het algemeen ziet Jerom het glas het liefst halfvol. Hij ziet werkgevers echt hun best doen op inzetbaarheid en vitaliteit en daar goede resultaten mee behalen. De afgelopen jaren is er bij werkgevers en werknemers een verschuiving van “achteraf problemen oplossen”, naar preventieve acties en het bewustzijn dat voorkomen beter is dan genezen.

‘Toen ik in 2004 aan kwam zetten met interventies als fysiotherapie, psychologie, bedrijfsmaatschappelijk werkers en revalidatietrajecten moest ik heel hard werken om werkgevers en werknemers mee te krijgen. Tegenwoordig werken de meeste werkgevers en werknemers daar gemotiveerd aan mee, en vragen ze er zelf om. Dat is ook hoe de wetgeving bedoeld is. Je wilt gewoon dat iedereen zijn best doet en zijn verantwoordelijkheid neemt. Zodat problemen opgelost worden en werken leuk is en voldoening geeft. Niet meer en niet minder.’

Mijn burn-out leerde me veel over mezelf, dat geef ik nu mee aan anderen

Anita van Veen

Toen Anita twintig jaar geleden terugkwam van zwangerschapsverlof en niet eens de krant kon lezen, wist ze dat er iets mis was. Toch duurde het nog anderhalf jaar voordat ze écht durfde toe te geven dat ‘het’ op was. Ze moest en zou eerst nog even de heao afmaken. Toen dat eenmaal gelukt was, ging het licht uit.

Zoals wel vaker met een burn-out was ik zelf de laatste die het doorhad. De bedrijfsarts stelde de diagnose. Toen ik terugkwam van die afspraak, kwam ik bij het kopieerapparaat het hoofd P&O tegen. ‘Ik heb een burn-out’, zei ik. Hij: ‘Dat zag ik wel aankomen.’ Daar werd ik zo boos om, hoezo had hij dat niet eerder gezegd?

In januari 2001 kwam ik terug van zwangerschapsverlof na de geboorte van onze tweede dochter. Ik was moeder van twee kinderen, kostwinner en bezig met de heao commerciële economie. De jaren ervoor had ik carrière gemaakt binnen de Rabobank. Van reisadviseur, naar binnendienstmedewerker, naar beleggingsadviseur. Mooie stappen voor iemand met alleen een havodiploma op zak.

Ik moest een hbo-diploma hebben om als beleggingsadviseur te mogen blijven werken. Daarom was ik naast mijn fulltimebaan begonnen aan de heao. Met een baan, studie en een jong gezin waren het al tropenjaren, maar er speelde ook nog iets anders.

De verkeerde carrière

Terwijl ik druk bezig was de carrièreladder te beklimmen, kwam ik er langzaam maar zeker achter dat die ladder tegen de verkeerde muur stond. Ik ben van nature voorzichtig en hou van zekerheid, en dat is niet iets wat echt bij beleggen past.

Ik ben (te) lang doorgegaan en eerlijk is eerlijk, ik voelde me ook wel gevleid door de kansen die ik kreeg. Ik wist niet goed wat ik kon en wilde, maar was wel trots op het vertrouwen dat ik kreeg in mijn functie en dat ik alsnog mijn hbo-diploma haalde. Al was het op mijn tandvlees, tegen het advies van de bedrijfsarts in.

Achteraf is dat de eerste keer dat ik echt voor mezelf opkwam. Ik had drieënhalf jaar gestudeerd, viel ziek uit, en toen leek het de bedrijfsarts verstandig dat ik ook zou stoppen met mijn opleiding. In 2002 ben ik toch afgestudeerd, terwijl ik al ziekgemeld was. En toen dat klaar was, was ik zo ontzettend moe. Ik heb allerlei hulp gehad, maar het belangrijkste wat ik in die tijd heb gedaan, was slapen. Zelfs een boek lezen ging niet, terwijl ik normaal echt een boekenwurm ben.

Langzaam weer opkrabbelen

Uiteindelijk kreeg ik hulp van een haptonoom. Zij benaderde mijn burn-out als iets fysieks. Dat hielp mij langzaam weer wat op te bouwen: een uurtje inspannen, een uurtje rusten. Wat daarvoor cruciaal was, was de hulp van mijn man. Die heeft er heel veel voor gedaan om mij ruimte en rust te geven.

Aan het einde van mijn tweede ziektejaar kreeg ik de mogelijkheid om een TSI-certificaat te halen op het gebied van gedrag en drijfveren. Daar werd het eerste zaadje geplant voor mijn nieuwe passie: psychologie. Om dagritme te krijgen ben ik daarom psychologie gaan studeren aan de Open Universiteit. Naast het ritme gaf het me nog iets anders: een gevoel van succes.

Een nieuw doel

Na een jaar studeren aan de Open Universiteit ben ik op zoek gegaan naar een meer praktische opleiding. Ik kwam uit bij de opleiding tot loopbaanadviseur van Schouten en Nelissen. Toen had ik weer een titel: ik was loopbaanadviseur. Een werkloze loopbaanadviseur, maar toch.

Vacatures voor loopbaanadviseurs zijn er weinig, de meesten zijn zzp’er. Maar in de krant had ik een artikel gelezen over Cvites. Dat leek me zo’n leuk bedrijf. Toevallig kwam de directeur, Geert, bij mijn man in de winkel voor hardloopschoenen. ‘Een heel aardige man, die kun je zo aanspreken’, zei hij. Dus ik ben op een donderdagavond naar de bedrijvencontactdagen gegaan en heb daar Geert aangesproken. Op maandagochtend had ik een re-integratieplek te pakken.

Mijn eigen gebruiksaanwijzing

‘Ik kan mijn werk doen op mijn eigen manier, en dat voelt goed.’

Inmiddels werk ik ruim 15 jaar met veel plezier bij Cvites. Mijn eigen ervaring neem ik mee in mijn werk als coach. Een belangrijke les voor mezelf, die ik nu aan mijn cliënten probeer mee te geven: jezelf kennen is leren met jezelf omgaan. Burn-out is niet alleen het herstellen van vermoeidheid, maar ook het omgaan met je eigen gebruiksaanwijzing.

Ik kan qua aantal cliënten misschien minder aan dan een collega, maar dat wil niet zeggen dat ik minder hard werk. Doordat ik dat weet vraag (en krijg!) ik de vrijheid om mijn werk te doen op de manier die bij mij past. Zo kan ik de diepte in en me bezighouden met de vraag die mijn passie is geworden: wat beweegt mensen en waarom doen ze wat ze doen?

Elke dag keuzes maken

Zonder mijn burn-out had ik die passie misschien wel nooit ontdekt. Alle keuzes die ik tot die tijd maakte, waren keuzes die me waren overkomen. Ik heb echt leren kiezen wat ik wil en mijn leven is daar leuker van geworden, ook voor mijn omgeving.

En toch zal ik mijn hele leven blijven balanceren. Het is steeds weer een uitdaging om iedere dag de juiste keuze te maken tussen hard werken en herstellen. Het is nu 20 jaar na mijn eigen burn-out, en dit jaar begin ik met een opleiding tot burn-outcoach. Het voelt perfect, want daarmee is voor mij de cirkel nu écht rond.

Ernest maakte in 20 jaar twee keer een carrièreswitch: ‘Er komen altijd dingen op je pad’

Sanne Hoving

Als het allemaal net een beetje anders was gelopen, had Ernest de Joode misschien wel zijn hele leven bij Albert Heijn gewerkt. Hij had een fijne baan, een prima inkomen en de zekerheid van een stabiele werkgever. Maar nadat hij in 2008 ontslag nam om P&O’er te worden bij Cvites, veranderde er iets. De behoefte aan zekerheid is er nog steeds, maar daarbij kwam het vertrouwen dat het wel goed komt als je soms een sprong waagt. En dus durfde Ernest twee jaar geleden opnieuw het roer om te gooien om fietsmonteur te worden.

‘Het meest bepalende moment in mijn carrière was mijn ontslag bij Albert Heijn’, vertelt Ernest. Als Management Assistent Supermarkt (MAS) zette hij zelf zijn ontslag in het systeem, na een dienstverband van achttien jaar. Hij had een mooie ontwikkeling doorgemaakt en had plezier in zijn functie, een combinatie van personeelsadministrateur en managementassistent. Maar sinds een paar jaar voelde hij dat zijn functie werd uitgehold en misschien wel zou gaan verdwijnen. Dus was hij in 2005 met een opleiding begonnen, hbo Personeel en Arbeid. Een goede keuze, want in het laatste jaar van zijn opleiding verviel inderdaad zijn functie.

Solliciteren tussen de boodschappen

Het eerste sollicitatiegesprek met Cvites voerde Ernest op de werkvloer bij Albert Heijn, waar directeur Geert Hoving samen met zijn vrouw Aletta de weekboodschappen deed. ‘Volgens mij hebben we wel een half uur staan praten’, herinnert Ernest zich. Het resulteerde in een afstudeerstage en uiteindelijk een baan als junior personeelsadviseur. Een enorme overgang: ‘Je komt in een heel andere cultuur terecht. Albert Heijn was een bedrijf van zekerheden. Alles lag vast in handboeken en procedures. En de markt is voorspelbaar, want mensen hebben nu eenmaal eten nodig. Bij Cvites moest nog heel veel ontwikkeld worden. De functie van P&O’er was nieuw in het bedrijf. Bovendien is de markt van loopbaanontwikkeling heel onvoorspelbaar en dat brengt een bepaalde hectiek met zich mee.’

Die hectiek had ook gevolgen voor Ernest, want na een paar jaar moest Cvites krimpen en kon Ernest niet aanblijven in zijn functie. Hij vond snel ander werk en werkte uiteindelijk bij drie verschillende organisaties. ‘Na die eerste keer werd het loslaten steeds makkelijker. Ik heb ervaren dat het wel goed komt als bepaalde zekerheden wegvallen. Veel mensen blijven zitten waar ze zitten, uit angst of onzekerheid. Maar ik weet nu dat wanneer je een sprong waagt, er altijd dingen op je pad zullen komen.’

Elke dag spanning

Hoewel het werk als P&O’er hem goed afging, gaf het hem toch geen goed gevoel. Elke dag had Ernest stress van zijn werk. ‘Ik had continu een soort onderhuidse spanning. Niet dat anderen dat aan mij merkten, maar ik kon echt opzien tegen de werkdag. In de loop van de dag verdween dat wel, maar de volgende ochtend was het er weer’, vertelt Ernest. Als perfectionist had hij veel stress als hij nadacht over de gevolgen van zijn beslissingen. ‘Je hebt te maken met ziekteverzuim, ontslagzaken, arbeidsconflicten, daar hangt veel van af.’

Bij zijn laatste baan als casemanager ziekteverzuim liep de spanning zo hoog op dat Ernest voelde dat het anders moest: ‘Ik ben niet uitgevallen, maar als ik een half jaar langer zo was doorgegaan was dat waarschijnlijk wel gebeurd.’ En dus moest opnieuw het roer om.

Van P&O’er naar fietsenmaker

Ernest in de werkplaats

Vanuit zijn hobby wielrennen had hij ooit wel gedacht aan het vak van fietsenmaker, maar echt concreet werden die plannen nooit. Tot hij in 2018 thuis kwam te zitten. Het UWV wees hem op een opleiding tot fietstechnicus en via de wielerclub kwam hij aan een werkervaringsplaats. Inmiddels werkt Ernest ruim twee jaar bij Zantingh Tweewielers. Een baan waar hij van geniet en waarin hij elke dag nieuwe dingen leert.

 

Dat zijn carrière zo zou lopen had Ernest zelf niet kunnen voorspellen. Het waren vaak de omstandigheden die maakten dat hij voor een keuze kwam te staan. Maar door die keuzemomenten ontwikkelde hij wel een bepaald bewustzijn. ‘Misschien hebben toeval en geluk een rol gespeeld. Maar ik heb ook hele bewuste keuzes gemaakt.’

Waar Ernest op doelt is dat hij geleerd heeft naar zichzelf te luisteren. Dat het er niet alleen om gaat dat je iets kunt, maar dat je ook doet wat je leuk vindt. En dat je je bewust bent van je sterke en minder sterke punten, zodat je weet waarom iets wel of niet bij je past. Zo ontdekte Ernest dat zijn perfectionisme weliswaar prettig was voor zijn baas, maar er ook voor zorgde dat hij iedere dag met spanning naar zijn werk ging.

Beren op de weg

De stap van P&O’er naar fietsenmaker betekende voor Ernest dat hij minder ging verdienen. Een offer dat hij als dertiger misschien niet had kunnen of willen brengen, maar waar hij nu totaal niet mee bezig is. Het scheelt dat hij zijn uitgavenpatroon niet altijd heeft laten meegroeien met zijn inkomen, waardoor een stap terug voor hem geen grote gevolgen had.

Door zijn ervaring als P&O’er heeft Ernest veel mensen gezien en gesproken die voor eenzelfde soort keuze stonden als hij. En hoewel hij inmiddels ervaringsdeskundige is, weet hij als geen ander dat het niet makkelijk is om een carrièreswitch te maken. ‘De belangrijkste belemmeringen zijn vaak beren op de weg die mensen zelf opwerpen. Ik kan geen zekerheden opgeven want ik heb een gezin te onderhouden. Wie wil mij nou hebben, want ik ben al zo oud. Zulke gedachten kunnen je echt in de weg zitten.’

Om in beweging te komen moeten die belemmerende gedachten weg, en dat krijg je volgens Ernest vaak niet in je eentje voor elkaar. Hij adviseert mensen die een carrièreswitch overwegen dan ook altijd om hulp te vragen. ‘Dat kan een goede vriend zijn, een loopbaanbureau, het UWV. Zorg dat je onderzoekt wat er nodig is. En als het nu niet direct mogelijk is om over te stappen, wat heb je dan nodig om te zorgen dat het in de toekomst mogelijk wordt? De eerste stap moet je zelf zetten. Pas als je zelf in actie komt, komen anderen ook naar jou toe.’